Hun of hen: hoe zit het nou?
Hun of hen: hoe zit het nou?
Leestijd 3 minuten
Geschreven door Alon
Leestijd 3 minuten
Geschreven door Alon
Onze Nederlandse taal kent heel wat grammatica-instinkers. Zo schreef Kris eerder al over of je bepaalde woorden nou los of aan elkaar schrijft. In deze blog neem ik jullie mee in een van míjn grootste valkuilen: hun of hen.
Laten we beginnen bij de basics: met ‘hen’ of ‘hun’ verwijs je natuurlijk naar personen. Maar hoe weet je nou welke vorm je gebruikt? Dat is afhankelijk van de rest van de zin. Het klinkt bijvoorbeeld heel logisch om te zeggen: ‘ik deed het voor hun’, maar eigenlijk is dit fout. Ik laat je zien hoe je zeker weet dat je het juiste woord gebruikt, zodat je voortaan niet meer hoeft te twijfelen!
How to: hen
Eigenlijk zijn er twee simpele regels: je gebruikt ‘hen’ altijd na een voorzetsel en als lijdend voorwerp. Ik geef je een paar voorbeelden!
- ‘Hen’ na een voorzetsel:
- Ik geef de koffie aan hen
- Hoe gaat het met hen?
- Zij is altijd bij hen in de buurt.
- De workshop is afgestemd op hen
- Achter hen stonden vader en moeder.
- Wat is het antwoord volgens hen?
- ‘Hen’ als leidend voorwerp. Dit is een lastige, want hoe weet je ook alweer of iets een leidend voorwerp is? Een simpel trucje: herformuleer de zin met het werkwoord ‘worden’ erin. Als ‘hen’ dan verandert in ‘zij’, is het een leidend voorwerp. En gebruik je dus ‘hen’.
Neem bijvoorbeeld de zin: ‘zij ontvangt hen/hun’. Deze zin kun je herformuleren tot ‘zij worden ontvangen’. In dat geval is zij ontvangt hen dus goed. In deze zin past namelijk een leidend voorwerp!
How to: hun
Om te bepalen of je ‘hun’ moet gebruiken, stel je jezelf een tweetal vragen:
- Kan ik ‘hun’ vervangen door een voorzetsel + hen?
Als dit kan, dan is ‘hun’ correct. Als je ‘hun’ kunt vervangen door bijvoorbeeld ‘aan/voor hen’, dan is hun altijd goed. Andere voorzetsels kunnen bijvoorbeeld zijn: onder, van, aan, naast of tussen. Een paar voorbeelden:
- Ik geef hun (aan hen) het drinken.
- Zij schenkt hun (voor hen) een kopje thee in.
- De tranen stonden hun (bij hen) in de ogen.
- Gaat het om een bezit?
Als het om iets gaat dat van een iemand ís, dan gebruik je ook ‘hun’. Bijvoorbeeld: hun woning of hun boek. Simpel, toch?
Hun of hen: blijf je twijfelen?
Daar is een oplossing voor! In informele teksten kun je namelijk ook altijd ‘ze’ gebruiken. Niks mis mee! ‘Ze’ is een alternatief voor ‘hun’ én ‘hen’. Kijk maar eens:
- Ik geef ze wat drinken.
- Ga eens even naast ze zitten.
- Laat ze hun eigen ding maar doen.
- Ik vraag ze om een mening.
Zo zie je maar weer, met een kleine opfrisbeurt kom je al een heel eind. Ben je nou bezig met een stuk tekst en twijfel je nog steeds? Dan pak je toch gewoon even deze blog erbij! Of neem contact met ons op: we helpen je graag.
Wil je nog meer handige taaltips in je inbox?